Zonder muziek zou voor mij het leven moeilijk voor te stellen zijn. Van jongs af aan luisterde ik veel. In de weekenden struinden mijn vader en ik vlooienmarkten af op zoek naar platen. Zo leerde ik zeer diverse muziek kennen, van folk en pop tot jazz, klassiek en wereldmuziek. En ik had op zeker moment een echt jeugdidool: Elvis Presley. Ik zag een aflevering in een serie over hem waarin All shook up werd gezongen en was meteen verslingerd aan die voor mij magische muziek! Mijn schoolgenootjes begrepen er niks van, Elvis was voor oude mensen natuurlijk. Ik werd geplaagd met mijn Elvis-kapsel. Tot ik een keer met een spreekbeurt over hem vertelde en hem nadeed, toen was het ijs wel gebroken.
Rond mijn negende kwam ik korte tijd in aanraking met de piano, wat ik meteen geweldig vond. Vanaf mijn zeventiende pakte ik dat wat serieuzer op, al ben ik altijd een beetje autodidact gebleven en nooit echt goed geworden. Ik mis er denk ik toch de discipline van het studeren voor. Zoals Elvis mijn idool was als kind, werd Chopin dat voor de piano in mijn tienerjaren. Nog steeds is mijn band met zijn muziek hecht. Ik speel hem het liefst op de piano en blijf het ongelooflijk vinden wat een reikwijdte en diepte aan emoties hij in zijn werk wist te leggen in zo’n kort leven (1810-1839). De liefde begon met de plaat die wij thuis draaiden van Stefan Askenase’s interpretatie van de Walsen en duurt voort.
Sinds een jaar schrijf ik zelf liedjes voor gitaar en mondharmonica en eenvoudige stukken voor piano. Het is gewoon voor de lol, maar zelf wat maken is toch weer een heel andere ervaring. Muziek blijft een mysterie, als het leven zelf. Wat een wonder dat we dit hebben: muziek is voor mij de hoogste kunst. Zomaar een tiental volstrekt lukrake voorbeelden van muziek waar ik al tientallen jaren mee leef, van geniet en van leer.
Gustav Mahler, Tiende Symfonie
(laatste tien jaar vooral de versie van Barshai) – wat een enorme troostende werking gaat hiervan uit. Mahler, bedrogen door zijn vrouw, zong een uiterst lied van liefde voor haar. Voor mij spint niemand emoties zo gedetailleerd uit als Mahler. Hij maakt er ragfijne filamenten van door zijn ongekende melodiciteit en harmonie.
Johann Sebastian Bach, Hohe Messe
(versie: Münchinger) – Hoorde dit voor het eerst toen ik 17 was en het begin van het Kyrie was een van de meest indrukwekkende ervaringen ooit. Chopin is mijn held, maar Bach is voor mij de allergrootste. Ik heb duizenden uren met zijn werk doorgebracht en ik kan me geen leven zonder hem voorstellen. Er schuilt waarheid in het adagium “Geen dag zonder Bach”. Let hierbij niet op de video, maar louter op de muziek.
Richard Wagner, Isoldes Liebestod (versie: Georg Solti) – Richard Wagner was weliswaar naar verluidt een narcist, een voor velen onuitstaanbaar mens, en niet in de laatste plaats omstreden door zijn rabiate antisemitisme. Maar tóch schreef hij ook de meest onvoorstelbaar mooie muziek. De Tristan, niet voor niets Mahlers meest geliefde opera als dirigent, is samen met de Ring en Parsifal van waarschijnlijke diepgang en kwaliteit. De Liebestod hoorde ik voor het eerst toen ik negen was en er komt maar weinig in de buurt van deze hemelse aria waarvoor alle woorden tekort schieten. Ik ben ook een groot liefhebber van de Ring en Parsifal, Tannhäuser en die Meistersinger. Onvergetelijk moment: dansend met mijn jonge zoontje op de overture van die Meistersinger. Wat een pure blijheid.
Richard Strauss, Vier Letzte Lieder (versie: Jessye Norman) Nog op gevorderde leeftijd wist Strauss vier liederen te schrijven die echt tot het mooiste uit het klassieke liedrepertoire behoren. Elk met een totaal eigen karakter en ongeëvenaarde orkestratie, harmonie en tekstbehandeling. Mijn favoriet is Beim Schlafengehen.
Ludwig van Beethoven, Zevende symfonie (versie: Von Karajan) Beethoven is voor mij een componist die echt een totaal eigen plaats inneemt in het muzikale pantheon. Als nou íemand wilskracht en levenslust muzikaal heeft verbeeld, is hij het wel. Op zíjn manier. Ik houd van alle negen symfonieën, maar de Zevende is mijn favoriet.
Alexandr Skriabin, Etude opus 8 no. 12 – Eigenlijk begrijp ik niet waarom Skriabin niet veel bekender is. Wat een passie, diepgang weet hij in zijn pianowerk te stoppen. En vaak virtuoze techniek gekoppeld aan mysterieuze vergezichten. Luister maar eens naar het diabolische Vers la flamme. Maar dit bekende stuk spreekt ook genoeg. Passie!
Hector Berlioz, La damnation de Faust – Een van mijn lievelingswerken, deze verklanking van het bekende Faust-verhaal. Wat een geniale muziek zeg. Berlioz, de hyperromanticus, die zich altijd voor anderen inzette, die als geen ander liefde en wanhoop toonzette met aria’s als D’amour l’ardente flamme en de Cours á l’abime. Echt helemaal grijsgedraaid, honderden keren geluisterd sinds voor het eerst in 1999.
Leonard Cohen – Take this waltz (I’m your man) – Van Cohen ken ik alles en ik houd ook bijna van alles, Death of a Ladies Man dat hij met Phil Spector een beetje daargelaten. Zelfs de laatste plaat, samengesteld door zoon Adam met weinig meer dan gesproken fragmenten, is nog zo verdomd goed. Van Cohen moet je wel houden. Ik althans zeker! Leren kennen via mijn vriend Jan Oyevaar, laat op de avond in de Alkenaer, toen de Recent Songs op stond. One by one, the guests arrive…one by one, the guest are coming thru.
Jacques Brel – Gewoon alles natuurlijk! – Een vriendin vroeg me jaren terug eens wat ik als heteroman nou een aantrekkelijke kerel zou vinden. Zonder aarzelen kwam ik met mijn held Jacques Brel op de proppen. Wat een gezicht! Daar is Brad Pitt toch niks bij? Onbegrip was mijn deel, maar dat maakt niet uit. Brel is mijn mancrush. En wat een muziek, wat een passionele, energiek-bruisende muziek. Ik vind zoveel geweldig van Brel. Van het mooiste liefdeslied ooit, Ne me quitte pas natuurlijk, tot Jojo op zijn laatste plaat, de ode aan zijn dode vriend. Six pieds sous terre, Jojo, tu vis encore….Ik koester een boekje dat ik ooit door vrouw France Brel mocht laten signeren, toen ik haar en dochter France bezocht in Brussel. Bonne lecture de cette vie, dont j’ai fait un partie.
Muzsikás, Nem úgy van most mint volt régen – Mijn Hongaarse oma Erzsébet (vernoemd naar Sissi) werd geboren in 1915, in de nadagen van de Donaumonarchie. Als kind kwam zij na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland. Haar vader en broer verloor ze aan oorlog (mijn overgrootvader stierf aan derdegraadsbevriezing in Siberische krijgsgevangenschap, terwijl verderop in Rusland de Revolutie uitbrak. De Spaanse Griep velde haar enige broer. In de jaren twintig volgden het overlijden van moeder en oom, waarna ze alleen achterbleef als meisje van tien. In Nederland werd ze geadopteerd. Recent hebben mijn moeder en ik de Hongaarse brieven laten vertalen die in de jaren twintig aan Bözsi (koosnaampje) werden geschreven. Aangrijpend om te lezen hoe het kleine meisje dat zich totaal ontheemd voelde, werd gemaand om zich “te gedragen” en niet sip te kijken. Toen zij eenmaal gesettled was en net in de twintig, verloor ze ook haar adoptiemoeder en begon de Tweede Wereldoorlog. Mijn oma keerde nooit terug naar Hongarije uit angst voor de Russen, de communisten, die haar voor haar gevoel haar vader hadden ontnomen. Al heb ik maar voor een kwart Hongaarse roots, ik ben gefascineerd door deze familiegeschiedenis. En ik houd erg van de oorspronkelijke volksmuziek, die niet zoals veel mensen denken gekenmerkt wordt door de vioolmuziek van de Sinti en Roma, maar eerder door muziek zoals de Hongaarse groep Muzsikás die speelt. Dit lied is een van hun bekendste, in feite een verholen protest tegen de communistische overheersing.