Interview in 2008
Bob de Graaf zit al meer dan een halve eeuw in het vak. Zijn eerste kennismaking met het antiquariaat was bij het Internationaal Antiquariaat van Menno Hertzberger, waar hij ook zijn vrouw Emmy ontmoette. Met haar begon hij in 1959 zijn antiquariaat De Graaf Antiquarian Booksellers, dat wereldwijd een grote reputatie geniet. Dit jaar wordt hij tachtig. Antiqbook wilde deze gelegenheid aangrijpen om een uitgebreid interview met hem te doen, waar hij tot onze vreugde alle tijd voor genomen heeft. Het verslag van deze gesprekken vindt u hieronder. De ILAB, werken bij Hertzberger, Erasmus en De Graafs visie op het internet komen aan bod. Maar het gaat ook over slateelt en barokmuziek. Een portret van een bijzonder, bescheiden en beminnelijk mens, die steeds voorop stelde: zonder mijn vrouw Emmy had ik de zaak nooit kunnen doen.
Door Vincent van de Vrede
U wordt dit jaar tachtig. Betekent dat iets voor u?
‘Nee, ik zie het als een abstract getal. Het heeft geen speciale betekenis voor me. Natuurlijk, ik ben wel blij als ik deze leeftijd mag bereiken, maar verder… nee. Blij dat ik gezond ben en nog steeds kan werken. Ben niet al te driftig bezig, maar nog steeds een beetje actief. Trouwens, ik zeg liever: wij, want ik doe de zaak samen met mijn vrouw Emmy.’
U vond dat er zo weinig stilte was in Nederland. Althans, dat zei u jaren geleden in een interview. Maar nu u ouder bent, en er steeds meer mensen om u heen wegvallen, wordt het nu niet stiller in u zelf? Minder mensen om herinneringen mee te delen. Nog steeds de behoefte om meer stilte?
‘Het wordt in bepaalde zin zeker stiller. Mensen die ik van vroeger kende, vallen links en rechts als bomen om. Ik hoef de rouwadvertenties in het NRC er maar op na te lezen om me te bevestigen in dat gevoel. Toch maakt het mij niet naargeestig. Dat komt ook omdat mijn vrouw en ik in een dorp wonen, Nieuwkoop. Het leven is hier allesbehalve eenzaam. Er is meer gemeenschapszin dan in de stad. En we wonen hier nu al vele jaren, een tijd waarin we veel vrienden en kennissen hebben opgebouwd in het dorp. Dat blijft, en dat vernieuwt zich ook steeds. Nee, dan de streek in Frankrijk, waar we een oude boerderij hebben, en enkele maanden per jaar verblijven. Dat is pas stilte. Misschien komen er een of twee wandelaars op een dag voorbij, en dan is het veel. Vrienden zeggen wel eens: Hoe kun je het hier uithouden? Maar mijn vrouw en ik voelen ons er prima.’
Dit jaar bestaat uw zaak al 48 jaar: De Graaf Antiquarian Booksellers begon in 1959.
‘Jawel, maar daarvoor had ik al twaalf jaar gewerkt in het antiquariaat. Ik begon in 1947 bij Menno Hertzberger, kort na de wereldoorlog. Dit jaar zit ik dus al zestig jaar in het vak.’
Hoe kwam u bij Hertzberger terecht?
‘Puur toevallig. Zoals zoveel van toeval aan elkaar hangt in het leven. Ja, daar geloof ik echt in. Maar goed, hoe kwam ik daar terecht. Wel, ik was klaar met de middelbare school en wilde Nederlands studeren, aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn vader, een heel lieve man overigens, zei toen: Moet je luisteren, je hebt nu gymnasium gedaan, je bent achttien en dus volwassen. Als je wilt studeren, moet je zelf zien hoe je het kunt bekostigen. En dus zocht ik een bijbaantje. Ik heb allerhande odd jobs gedaan, heb zelfs de rente bijgeschreven bij een bank, met de hand, zo ging dat toen nog. En flesjes in een apotheek gespoeld. Maar op een gegeven moment zag ik in Het Parool een advertentie waarin Menno Hertzberger vroeg om een assistent voor halve dagen. Hij had een antiquariaat. Ik dacht, dat zal iets met antieke handel zijn, potjes en schilderijen en zo. Ik was helemaal verbaasd toen ik de zaak binnenstapte en alleen boeken zag. Enfin, zo leerde ik dus meteen het verschil tussen antiquair en antiquaar.’
Maar het zal toch geen toeval zijn dat u vanaf dat moment aan het vak verknocht bleef.
‘Nee, ik heb er nooit mijn interesse voor verloren. Al bij Hertzberger begon die fascinatie, doordat zoveel oude boeken door mijn handen gingen. En we hadden daar écht oude boeken. Vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw. Zo leerde je collationeren, dus het controleren op complete staat en eventuele afwijkingen goed beschrijven. Maar nog steeds raak ik er niet op uitgestudeerd. Dat komt ook omdat ik nog altijd boeken tegenkom die ik niet eerder gezien heb. Het vak blijft onderhoudend en boeiend.’
En jullie werken nog steeds.
‘Jazeker, met zeer veel genoegen en plezier zelfs. Dat komt ook door het sociale aspect. Het wereldje van antiquaren is klein, zelfs mondiaal gesproken. Het lijkt wel wat op de vrijmetselarij: iedereen kent iedereen, men spreekt dezelfde taal. Het mooie daarvan is, dat mijn vrouw en ik heel veel contacten hebben opgebouwd. Ook internationaal. En veelal ontwikkelden die zich dan ook tot vriendschap.’
Onlangs kocht ik een brief van Ippolito d’Este bij u. Wat me in de beschrijving in uw catalogus opviel, was dat deze vrij summier was. Wel werd genoemd dat d’Este de stichter was de gelijknamige villa, maar niet, om maar iets te noemen, dat zijn moeder de roemruchte Lucrezia Borgia was. Bij veel beschrijvingen in jullie catalogi viel mij de beknoptheid op. Zou een uitgebreidere toelichting op de achtergrond de verkoopkansen niet verhogen?
‘Het klopt dat wij vaak relatief summiere beschrijvingen hanteren. Maar dat komt vooral door ons koperspubliek. Vanaf het begin van onze zaak hebben we vooral, en dan bedoel ik echt zo’n negentig procent, institutionele kopers gehad. En dat zijn deskundige lui, die weten zelf wel de achtergrond van bijzondere stukken. Dan kun je dus volstaan met korte, beknopte beschrijvingen. Als wij ons echt op de verzamelaars zouden richten, zouden we inderdaad meer aan die achtergrond moeten doen. Een andere reden is trouwens tijdgebrek. Antiquaar zijn is een vluchtig vak. Je kunt je niet veroorloven om lang een bepaald boek of zekere autograaf te bestuderen, anders komt een catalogus nooit klaar. En vroeger was het ook anders. Toen stonden we nog op bookfairs, met kleine lijstjes. Als de klant dan nog aanvullende vragen had, kon hij die meteen persoonlijk stellen.’
Veranderingen en ontwikkelingen
Er is veel veranderd in zestig jaar tijd.
‘Immens veel. Vooral door de opkomst van de computer en het internet, moet ik zeggen. Ik zie twee hoofdlijnen in de ontwikkelingen in het vak sinds ik begon. Deze veranderingen gelden trouwens internationaal. Allereerst is het fysieke contact met het oude boek verminderd. Mensen bestellen iets via internet, zonder het gezien te hebben. De beschrijvingen zijn ook minder goed en uitvoerig dan vroeger. Internet is een vluchtig medium, het leent zich niet tot uitgebreid lezen.
Een tweede duidelijke oorzaak vormen de klanten, de verzamelaars en de institutionele kopers. Laat ik eerst wat zeggen over de laatste groep, dus de bibliotheken, seminaries en andere instituten. Over de jaren zijn de budgetten voor de aanschaf van oude boeken sterk verminderd. Ik denk dat dit drie oorzaken heeft. Allereerst zijn de personeelskosten sterk gestegen. Dat komt onder andere door de betere arbeidsvoorwaarden. Ten tweede de automatisering. Alles moest ingevoerd worden in de computer, een grote verbetering bij het opzoeken natuurlijk, maar het moest ergens van betaald worden. Dat ging dus ten koste van de aankoopbudgetten. Ten derde de conservering. Men heeft veel meer oog gekregen voor de staat en verzorging van oude boeken. Vroeger was men nogal makkelijk met oude boeken. Ik herinner me dat ik de bibliotheek van de universiteit van Amsterdam bezocht en op een gegeven moment zo geschrokken was van de abominabele staat van sommige boeken, dat ik het voorzichtig aankaartte bij de bibliothecaris. De beste man wilde er niets van weten. Vanaf de jaren tachtig is er echter meer aandacht gekomen voor een goede conservering van oude boeken. En dat was ook nodig door jaren van slecht beheer. Een goede zaak dus, maar ook dat kostte geld. Kortom, er bleef weinig over voor de aanschaf van nieuwe aanwinsten.
Dan de andere grote groep kopers, de verzamelaars. Waar vroeger de nadruk lag op, even modern geformuleerd, de kick van het bezitten van een eerste druk van bijvoorbeeld Spinoza of Erasmus, werken die puur als boek vaak niet heel bijzonder mooi zijn, zie je nu een heel andere tendens. De belangstelling is verschoven naar de uiterlijke aspecten, de decoratieve waarde van een boek, dus of het mooie platen bevat, fraaie kaarten, of de boekband in het oog springt, noem maar op. Boeken over bloemen en insecten doen het dan ook goed nu. Maar probeer nog maar eens een eerste druk van Erasmus te verkopen aan een particulier. Veel moeilijker dan vroeger! En leraren in middelbaar en hoger onderwijs, docenten of hoogleraren klassieke talen bijvoorbeeld, hadden vroeger mooie verzamelingen. Dat zie je veel minder nu, ook omdat de salarissen zijn gedaald.
Ik vind het trouwens erg jammer dat mensen meer op het uiterlijk letten dan op de intrinsieke waarde van een boek. Het is tekenend voor onze tijd, en het komt ook door een toenemend gebrek aan historisch besef. Nu klink ik misschien als een oude man, zo van, vroeger was alles beter, maar zo is het niet bedoeld: het is de tijdgeest, er komt wel weer een omslag, verwacht ik. Laat ik het echter illustreren aan de hand van een treffend voorbeeld. Hugo de Groot of Grotius is een van onze meest belangwekkende schrijvers uit de zeventiende eeuw. Een van zijn hoofdwerken vormen de Annales, waarin hij de geschiedenis van ons land beschrijft. Hij vertelt in dit werk ook over de opkomst van de West Indische Compagnie, een zeer boeiende historie. Verder gaat De Groot uitvoerig in op de Tachtigjarige Oorlog. Kortom, een heel belangrijk boek. De eerste druk stamt uit 1657. Een fraaie uitgave van Joan Blaeu. Ik heb hiervan wel zes exemplaren staan, allemaal eerste drukken en op een na in goede tot zeer goede staat, maar heb er nog nooit een van verkocht! En dat terwijl ik de eerste al in 1967 kocht. Die staat hier dus al veertig jaar. Voorin het boek staat zelfs een prachtig portret van Grotius door Miereveld. Nooit een koper voor gehad. En dat terwijl ik de boeken ook nog erg laag heb geprijsd, zeg rond de vier-, vijfhonderd euro. Echt, je blijft je verbazen in dit vak.’
Het internet
U noemde al even de opkomst van de computer en het internet. Hoe oordeelt u over de gevolgen daarvan voor het antiquariaat?
‘Wel, het stoort mij niet zo vreselijk. Er zijn natuurlijk handelaren die echt onder het internet lijden, maar dat zie je vooral bij de courante boeken, niet de zeldzamere. Maar voor veel handelaren in tweedehands boeken zijn de winsten marginaal geworden. De klant kan vergelijken, en bestelt vaak de goedkoopste aanbieding, ongeacht of dat nu een slechter exemplaar betreft of niet. De beschrijving doet minder ter zake. Maar in mijn soort handel, zeg maar de meer exclusieve boeken, voel ik die grotere concurrentie door internet niet. Wat mij wel zeer stoort zijn de handelaren die zelf geen boeken hebben, maar pronken met andermans veren. Die dus de beschrijving van dure boeken van anderen kopiëren en voor een hogere prijs te koop zetten op het net. Komt er dan een koper, dan wordt zo’n boek eerst bij de andere handelaar besteld, die het daadwerkelijk in de kast heeft staan en er zijn inkoop voor heeft betaald en andere lasten en risico’s draagt.’
Dit zie je vooral veel in Amerika, bij ABEBooks bijvoorbeeld. Deze handelaren worden wel eens re-listers genoemd
‘Of gentlemen dealers. Nou zoals De La Fontaine Verwey (oud-bibliothecaris van de UB in Amsterdam, red.) al zei: No gentlemen, no dealers! Emmy noemt het makelaars in boeken.’
Maar overheerst dan een negatief gevoel over het internet bij u?
‘O nee, beslist niet. Het internet heeft heel goede kanten. Neem het informatiegebeuren. Toen ik begon, verzamelde ik een hele bibliotheek aan handboeken. Naslagwerken zijn immers onontbeerlijk bij het beschrijven van oude boeken. Nu heb je zo’n handbibliotheek helemaal niet meer nodig. Je kijkt gewoon op Wikipedia. Of in de Britannica, die staat ook op het net. Ook voor mijn gebied, humaniora voor 1800, is genoeg te vinden op de computer. En weet je, natuurlijk heeft de opkomst van het internet gevolgen voor boekhandelaren. Maar de echt goeien zullen het toch wel redden. Je moet je vak serieus nemen en misschien wat zakelijker zijn. Denk trouwens niet dat ik neerkijk op de tweedehands boekhandel. Er zitten vele goeie handelaren tussen. En sommigen ontwikkelen zich ook tot antiquaren.’