Ab van der Steur: Verzamelen is wel het kernwoord
























































Interview in 2008

Ab van der Steur wordt dit jaar zeventig. Hij is oprichter van antiquariaat A.G. van der Steur uit Haarlem, dat een begrip is geworden in zijn specialismen: het oude boek, genealogie, manuscripten, oude prentkunst en Nederlandse letterkunde uit de periode 1700-1880.
Van der Steur was eigenlijk voorbestemd voor een carrière in de mode: hij is zoon uit de zesde generatie van een familie die het oudste modebedrijf in Nederland dreef. Uiteindelijk legde hij zich toch vooral toe op het antiquariaat. Een gesprek.

In 1974 stond u aan het begin van een rijke carrière als antiquaar: u nam toen de voorraad van antiquaar Gerard Halwasse over. Hoe belangrijk is deze aanschaf geweest?
‘Erg belangrijk. Ik kwam al enkele jaren geregeld bij Halwasse. Hij was geen makkelijke man, maar toch was er een goed contact. Als je wat wilde kopen, gebeurde het vaak dat hij vroeg om over een paar dagen terug te komen, omdat hij eerst nog over de prijs moest nadenken. Geregeld besloot hij dan alsnog iets zelf te houden. Verkocht hij het wel, dan was de prijs zeer redelijk. Halwasse had veel van zijn voorraad al lang geleden ingekocht, veelal voor centen. Dus als hij iets ingekocht had voor tien cent en hij verkocht het voor tien gulden, dan dacht hij een goede winst te hebben gemaakt. Maar vaak lag de actuele marktwaarde nog hoger. Toen hij dus zijn hele voorraad wilde verkopen omdat hij een plek in een bejaardenhuis kreeg, vroeg hij daar ook een heel redelijke prijs voor. Ik besloot het te doen, want ik kon me er geen buil aan vallen, dacht ik. Het bleek ook om een andere reden een prachtig begin van mijn antiquariaat. Ik was namelijk al van jongs af aan geïnteresseerd in genealogie en Halwasse had daar heel veel over. Zodoende beschikte ik meteen over een handbibliotheek en een goede voorraad op het gebied waar mijn interesse lag. Wel bleken diverse boeken incompleet. Halwasse had namelijk geregeld pagina’s uit boeken geknipt om die los te kunnen verkopen. In die tijd kon je nog geen xeroxafdruk maken, dus er waren twee mogelijkheden: of je schreef een artikel over, of je knipte het uit een boek. Dat laatste deed hij zelfs bij standaardwerken als Kok’s Vaderlandsch Woordenboek en Biografische Woordenboeken. Veel klanten wilden natuurlijk alleen het voor hen relevante stuk, bijvoorbeeld over hun familie. Maar gelukkig kwam ik ook veel boeken tegen waarin Halwasse had geschreven: Nog compleet. De aankoop van zijn voorraad bleek cruciaal. Ik denk niet dat ik anders een antiquariaat was begonnen.’

Het bleek dus een groot geluk voor u.
‘Ja. Dat zie je vaker bij beginnende antiquaren: die hebben het geluk een mooie partij of voorraad te kunnen kopen, waardoor ze een start kunnen maken. Er zijn ook veel antiquaren die beginnen zonder dat ze zoiets meemaken, maar die hebben het vaak moeilijk. Je moet dus ook een beetje geluk hebben in dit vak.’

U noemde zoëven al de genealogie. Was daar veel interesse voor toen u begon? En hoe heeft zich die ontwikkeld de afgelopen decennia?
‘Genealogie was voor 1930 een gebied, waarmee alleen de elite zich bezig hield. Vaak ging het om het onderzoeken van voorname geslachten. Tijdens de oorlog ontstond er echter een bredere belangstelling voor de zogenaamde Sibbekunde, omdat als men een bepaalde baan wilde krijgen ten tijde van het nazibewind, men moest kunnen aantonen dat de acht overgrootouders niet joods waren geweest. Zodoende werd genealogie een beetje een NSB-gebeuren. Desondanks was er kort na de oorlog al een ontploffinkje in de belangstelling voor deze hobby en werd zelfs reeds in 1946 het Centraal Bureau voor de Genealogie opgericht. Daarna is de belangstelling en beoefening steady on gegroeid tot voor een paar jaar geleden, toen de interesse voor genealogie iets is afgenomen. Toch verkoopt het onderwerp nog goed. De nadruk is in onze zaak inmiddels echter meer komen te liggen op het oudere Nederlandse drukwerk, boeken en prenten, van voor circa 1850.’

Begon u met een verzendantiquariaat?
‘Ja, tot ik in 1989 met mijn partner Theo Hopman besloot om over te gaan tot een open antiquariaat. Het bleek bij prenten bijvoorbeeld toch noodzakelijk dat de klant deze eerst goed kon bekijken. Boeken kun je nog middels catalogi of lijsten verkopen, maar bij prenten en manuscripten ligt dat vaak moeilijker. Toen we nog als verzendantiquariaat actief waren en mensen eerst iets wilden zien voor ze het kochten, moesten we de klant bij ons thuis uitnodigen en dat had wat onhandigs. Zodoende besloten we het antiquariaat open te stellen. De mogelijkheid daartoe ontstond, toen een naastgelegen pand deels vrij kwam, waar we het antiquariaat konden vestigen. Jarenlang zijn we vier dagen per week open geweest, nu nog twee. Het bezoekersaantal is wat afgenomen, door het internet. Maar ik zie dat niet als een bezwaar, er is nu ook meer tijd om in alle rust aan een catalogus te kunnen werken, bijvoorbeeld. ’

Welk aandeel heeft uw partner in de zaak en hoe is dat zo gegroeid?
‘Ik ben getrouwd geweest en heb twee kinderen uit dat huwelijk. Toen ik nog niet zo lang gescheiden was, leerde ik Theo kennen. Dat was in 1983, dus zo’n vijfentwintig jaar geleden. De ontmoeting was toevallig, maar het klikte. Er waren de nodige raakvlakken: zo komt Theo ook uit het kledingvak. Privé lag zijn interesse eigenlijk meer bij antiek dan bij oude boeken en prenten, maar ik heb dat een beetje weten om te buigen. Al snel deden we het antiquariaat dus samen. Theo heeft een heel belangrijk aandeel in de zaak. Hij is het gezicht van het antiquariaat. Veel klanten zeggen altijd dat het zo mooi en sfeervol is.
Overal staan mooie antieke spullen zoals kasten, bustes, inktstellen en ook de wanden zijn fraai versierd. Hij richt ook altijd de vitrines in als we op beurzen staan, waarover we dan veel complimenten krijgen. Ook kan hij zijn gevoel voor smaak en vakkennis goed combineren. Zo kwam er eens iemand die om een prent vroeg die qua kleur bij zijn bank moest passen. Ik loop in zo’n geval het liefste naar boven en denk er het mijne van, want in mijn beleving gaat het in de eerste plaats om de intrinsieke betekenis. Je wilt bijvoorbeeld een mooie prent van je woonplaats. Maar Theo kan dat dan heel goed af te handelen en weet precies de gewenste prent voor zo iemand te vinden. Sedert 2003 hebben we nog een vaste kracht in dienst: mijn vroegere secretaresse uit de kledingzaak Janny Meijer. Zij doet de administratie en voert ook boeken in. Daarnaast beschikken wij over een wisselende groep vrijwilligers, waaronder Paul Kouwenberg *, die enkele fraaie catalogi maakte.’

Hoe koopt u in?
‘Het meeste op veilingen. Dat zijn zelden grote lots, ik koop klein en gericht in. Als ik bij een particulier kom, gebeurt het vaak dat ik een kleine selectie van dertig of veertig boeken of documenten die voor mij interessant zijn uitkies, en voor de rest een collega aanbeveel. Ook bieden mijn vaste klanten regelmatig iets te koop aan. Maar ik zal toch iets moeten minderen, omdat onze ruimtes al tjokvol zitten. Al gaat de verkoop heel goed, toch komt er elk jaar meer bij dan dat er verkocht wordt. Iets wat veel antiquaren ongetwijfeld zullen herkennen.’

U heeft kort geleden een nieuwe catalogus Manuscripten & Documenten uitgebracht. Bent u tevreden over de respons?
‘Absoluut, al heel snel was eenderde ervan verkocht. Na drie weken is het aantal bestellingen iets teruggelopen, men heeft er nu wel kennis van genomen, maar toch zal er nog wel uit besteld blijven worden. Dankzij het internet kan bovendien een catalogus langer actueel blijven. Men kan vrij eenvoudig door een trefwoord deze en eerdere catalogi doorzoeken. Deze mogelijkheid blijft ook bestellingen opleveren. Overigens ben ik heel tevreden over de verkoop uit de laatste catalogi, wat ik opvallend vind in een tijd dat antiquaren toch steeds minder succesvol zijn met gedrukte catalogi.’

Kunt u een catalogus noemen waarop u in het bijzonder trots bent?
‘Dan denk ik bijvoorbeeld aan de driedelige catalogus nr. 25, die duizenden titels Nederlandse literatuur uit de periode 1700 tot 1880 beslaat. Dat is echt een mooie bibliografie geworden die ook te vinden is op leeszalen van bibliotheken als naslagwerk. Paul Kouwenberg heeft er lange tijd met grote ijver aan gewerkt. Ik ben heel trots op het resultaat, want de toelichtende tekst geeft informatie die je elders niet gemakkelijk aantreft. Andere goede catalogi vind ik die met Gelegenheidsgedichten en Reizen door Nederland.’

Hoe bent u met Paul Kouwenberg in contact gekomen?
‘Hij was een klant van mij en wist dat ik veel Nederlandse literatuur uit de periode 1700 tot 1880 had staan. Toen hij hoorde, dat ik er ooit een catalogus van wilde maken, maar er niet aan toe kwam, vroeg hij of hij het niet kon doen. Hij bleek al snel in de VUT te gaan en wist al heel veel over de Nederlandse literatuur uit deze periode. De omstandigheden waren dus ideaal en de samenwerking bleek zeer prettig en vruchtbaar.’

U wordt dit jaar zeventig. Hoe kijkt u naar de toekomst?
‘Ik zeg altijd dat ik de zaak nog vijfentwintig jaar wil voortzetten. Ik denk voorlopig dus helemaal niet aan stoppen. Maar ja, dat hebben er meer gezegd en op een gegeven moment komt er toch een moment dat je iets moet beslissen, omdat je een dagje ouder word. Vooralsnog ben ik er niet zo mee bezig, en ik zou me er ook mee kunnen verzoenen als ik op zeker moment de boel ophef en alles laat veilen. Dat is dan het einde van Antiquariaat A.G. van der Steur.’

Dat lijkt me toch wel erg moeilijk.
‘Dat zal het ook zijn, maar ik heb al iets ergers moeten doen, enkele jaren geleden: het opheffen van mijn kledingzaak, die al zes generaties in de familie was. Mijn kinderen zijn allebei advocaat en ambieerden het kledingvak niet. Iemand anders die de winkel wilde overnemen was ook niet te vinden. Ik heb toen dus de moeilijke beslissing moeten nemen om de zaak te liquideren en de voorraad in een grote uitverkoop van de hand te doen. Het pand heb ik nu verhuurd. Maar zoiets gaat je wel aan het hart, zeker omdat ik door mijn genealogische interesse goed besef wat de historische waarde van de kledingzaak was, de oudste in Nederland die steeds van vader op zoon in de familie was gebleven. Zes generaties over meer dan tweehonderd jaar. Kortom, nu ik dat heb meegemaakt, zal het opheffen van een antiquariaat dat ik zelf heb opgebouwd een mindere opgave zijn. Maar voorlopig ga ik nog rustig door, projecten genoeg.’

Kunt u daarvan enkele voorbeelden geven?
‘Ik ben bijna klaar met een catalogus van Nederlandse dissertaties uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Het betreft bijna vijfduizend titels. Verder werk ik aan een catalogus met oude boeken over criminaliteit. Dat zijn onderwerpen die je niet zo snel elders in een catalogus vindt. Dat zoeken naar boeken met een bepaald onderwerp vind ik een uitdaging. Ik streef er ook naar een catalogus zo compleet mogelijk te maken, wat wel eens kan betekenen dat ik een boek bij een collega koop en er zelf maar weinig meer voor kan vragen dan mijn inkoopprijs, maar dat moet dan maar. Ik heb ook niet voor dit vak gekozen omdat ik nou zo rijk wil worden, ik heb plezier in het antiquariaat en vind het mooi als mensen bij mij iets bijzonders vinden.’

Verzamelt u ook voor uzelf?
‘Privé heb ik inderdaad meerdere verzamelingen. In de eerste plaats natuurlijk een handbibliotheek op het gebied van het oude Nederlandse boek en de oude grafiek uit de Lage Landen. Dan heb ik veel over Haarlem en Warmond. Uit deze laatste plaats komt mijn moeders familie. Andere onderwerpen zijn Nederlandse portretgrafiek en bijvoorbeeld sodomie, vooral uit de achttiende eeuw. Dan verzamel ik alles over het oude kleermakersvak en over Democriet, een dichtgenootschap uit Haarlem. Deze en andere verzamelingen zijn bovendien ook erg nuttig bij het schrijven van artikelen, ik probeer er dus ook wat mee te doen. Zo heb ik veel geschreven voor diverse periodieken, zoals De Boekenwereld en Spiegel Historiael. Ook ben ik redacteur geweest van de Fibula-reeks.’

Waarom heeft u zoveel geschreven door de jaren heen? Picarta geeft zo’n tweehonderd treffers op uw naam.
‘Misschien wel vooral omdat ik het aardig vind, anderen enthousiast te maken voor datgene wat mijzelf aanspreekt en fascineert.’

Kunt u iets noemen wat uw leven typeert?
Verzamelen is wel het kernwoord, denk ik.’

Tot slot. Ik heb gehoord dat we voor een mooie boekendas bij u moeten zijn
‘Ah, dat komt omdat ik toen de kledingwinkel er nog was, vrij geregeld kleine partijen dassen met boeken erop kocht. Er waren verschillende series. Als we dan op een beurs stonden, nam ik er altijd een aantal mee. Vaak kwamen mensen dan bij de opening meteen naar onze stand om te vragen of we weer van die leuke dassen hadden. Ik draag zelf ook nog geregeld een boekendas. Helaas verkoop ik ze niet meer en de mijne houd ik nog een tijdje!’

In Memoriam
Kort na het tot stand komen van dit interview is Paul Kouwenberg overleden. Hij heeft 36 jaar bij De Volkskrant gewerkt en had als grote interesse de Nederlandse literatuur uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Als zodanig leerden wij elkaar in de jaren negentig kennen. Toen hij in 2001 met vervroegd pensioen ging stelde hij zelf voor om mij te gaan helpen met het beschrijven van mijn voorraad Nederlandse literatuur en lectuur uit de achttiende en negentiende eeuw. Resultaat was de driedelige catalogus 25 van mijn antiquariaat die verscheen in de jaren 2003 tot 2007, tezamen zo’n duizend pagina’s tellend. Ook andere werkzaamheden in het antiquariaat nam hij op zich. De laatste maanden maakte hij bij voorbeeld nog een catalogus Klassieke Literatuur, die hij op zijn ziekbed nog kon afronden.
Ons antiquariaat verliest in hem een uiterst waardevolle en sympathieke medewerker, maar ook de wereld van het oude boek in Nederland in het geheel zal hem missen.