Interview in 2006
Gerrit Komrij woont al meer dan twintig jaar in Portugal, maar was onlangs even terug in Nederland. Hij bezocht de boekenmarkt in Deventer. Bij die gelegenheid nam hij ook de Lofprijs in ontvangst. Een interview met hem over de boekenmarkt, boeken kopen via internet en zijn voorkeur voor Portugal.
Door Vincent van de Vrede
Drie jaar geleden noemde u Boekwinkeltjes in een interview ‘’Dorpsstraat/Ons Dorp”. Inmiddels is de site enorm gegroeid: ruim anderhalf miljoen boeken, duizenden boekwinkeltjes en veel bezoekers. Voelt u zich nog steeds prettig bij de site, of is de dorpsstraat inmiddels een Kalverstraat aan het worden?
‘De sfeer van de site, en hoe-ie aanvoelt, zijn niet veranderd, dus ik voel me ook niet ineens in een vreemd pakhuis. De Kalverstraat, dat zou betekenen dat een paar grote jongens de sympathieke (en ook wel eens minder sympathieke) kleintjes aan het wegpesten zijn, en dat is toch niet het geval?’
Maakt u nog geregeld gebruik van de site?
‘Hoe meer sites er komen, hoe meer alles voor de koper bij buien en vlagen gaat. Vergelijk het met catalogi, nu eens bestel je bij de een, dan bij de ander. Tenminste, tot voor kort. De paar mensen die nog papieren catalogi sturen houden er mee op als je twee, drie keer niks bestelt. Maar je kunt toch niet uit honderd catalogi elke keer iets bestellen? Voor een arme dichter als ik betekent dat het faillissement nog voor ik de tweede catalogus heb opengeslagen. Ik zei dat er nog maar een paar handelaren waren met papieren catalogi. Maar wereldwijd loopt dat toch op. Zo verdwijn je ook bij een site eens maanden om er vervolgens weer op terecht te komen, toevallig of bevangen door een soort heimwee. Gelukkig blijf je daar welkom, al heb je tijden lang niets besteld. Wat niet wegneemt dat door de hoeveelheid van de sites en door het gemak waarmee je op de Ja-knop of de Ik wil-knop of de Stuur maar op-knop drukt ook onmiddellijk het woord Faillissement aan de horizon verschijnt, in gifgroene neon-letters.’
U bezocht de markt van Deventer. Hoe was uw ervaring dit jaar?
‘De sfeer was er niet minder aangenaam dan voorgaande jaren. Er is wat kritiek opgedoken in de kranten, maar die was volstrekt onterecht. De meeste journalisten weten niks van boeken (laat staan van wat er in staat) en dan schrijven ze elkaar over. Zo was de berichtgeving over de hele linie dit jaar nogal aan de negatieve kant, maar dat kwam waarschijnlijk door één schreeuwer.’
Heeft u nog bijzondere boeken gevonden?
‘Een vroege uitgave van ‘De Lapekoer fen Gabe Skroor’ van de Halbertsma’s, de ‘Papekost, opgedist in geuse schotelen’ met de bekende gewaagde prentjes, de catalogus van de bibliotheek van Richard Burton, een negentiende-eeuws album amicorum en een negentiende-eeuwse handleiding om mooi te leren schrijven. Verder boeken over volksdwaasheden, koningin Wilhelmina, de Portugese synagoge in Amsterdam, het bouwen van boekenkasten en kinderpoëzie.’
Leest u nog veel? Ooit schreef u dat het lezen van een boek u de grootste moeite kost, en dat één à twee boeken per jaar al heel wat is. Denkt u er nog zo over?
‘Ik hoop ooit nog eens een plezierlezer te worden. Maar dan, zijn boeken er om te smullen? Smullen doe je in cafeteria’s en eetcafé’s. Boeken zijn een last.’
In Deventer heeft u ook de Lofprijs in ontvangst genomen, waarvoor nog onze felicitaties. Deze prijs is bedoeld voor mensen die zich inzetten voor een zuiver gebruik van de Nederlandse taal. U betoonde zich een fel tegenstander van het anglicisme in de reclame-campagne ‘I love…’ Bent u een taalpurist? En voelt u zich een voorvechter voor onze taal?
‘Als je alle prijzen hebt gehad ontvang je alleen nog af en toe een legpenning. Ik had een artikel geschreven over het ministervrouwtje Peijs en haar verkeersactie ‘I love afstand houden’. Ik vroeg me vooral af wat er in het hoofd van Peijs moet zijn omgegaan toen ze die actie de wereld in schopte, als er al iets in dat hoofd van haar omgaat. Het ging me niet om taalzuiverheid. Ons land is een volière waar mensen in- en uit vliegen en waar de taal elke dag verandert. Ik ben een anti-purist. Anglicismen zijn me worst, you know. Maar ik ben wel voor een eigen taal, omdat ik er in schrijf en omdat ik er in ben opgegroeid. Het lijkt me een verkeerde invalshoek taal ‘zuiver’ te willen houden. Zuiver houden doe je met zwepen en laarzen. Ik wil de taal wel levend houden, springerig, elastisch, met lekkere mogelijkheden tot lekkere fouten.’
In hoeverre is er sprake van taalverloedering?
Bederven anglicismen de taal wel, en is het wel achteruitgang als over twintig jaar niemand meer het verschil tussen ‘als’ en ‘dan’ weet? ‘De taal slorpt nieuwigheden op en de taal stoot nieuwigheden af. Ik voel al sinds mijn kinderjaren het verschil niet aan tussen hen en hun (omdat ik mijn taal op een straat in de Achterhoek heb geleerd) en ik doe het dus altijd fout. Volgens anderen dan. Het lukt me zelfs niet om kunstmatig het gevoel aan te kweken dat ik fout zit. Ik zou wel meer van die idioterieën uit het Nederlands overboord willen gooien, vooral het soort idioterieën waar het jaarlijkse Dictee van de Nederlandse Taal op drijft. Als ik daar voor de treurbuis gezeten aan mee doe, aan dat Dictee, dan rol ik altijd uit de bus als een van de beste. Dat weer wel. Maar ik schaam me dan dood. IJverig knaapje, denk ik dan. Afschuwelijk ijverig knaapje.’
Hoe beoordeelt u de huidige stand van de Nederlandse literatuur/poëzie? Zijn er nog grote schrijvers/dichters die de taal nieuwe impulsen kunnen geven of is het maar magertjes momenteel?
‘In de poëzie is de gemiddelde kwaliteit op het ogenblik, nu ja, gemiddeld. Het redelijke vakwerk. Maar het is allemaal epigonisme (nadoen, geen nieuwe ideeën volgen – red.). Nauwelijks een eigen geluid te bekennen. Het is wel herkenbaar, maar je herkent er altijd een ander in. Het academisme en de saaiheid en de sektarische verbroedering staan weer volop aan het roer.’
Wilt u iets vertellen over de projecten waar u aan werkt? Komen er nog nieuwe werken van u uit binnenkort?
‘Over werk waar je aan werkt kun je beter je mond houden, anders gaat het plezier van het werken eraf. Maar er komt nieuw werk uit, in het najaar en in het voorjaar en in alle overige seizoenen.’
Ooit noemde u Nederland ‘een reservaat van pekelharingen’. Ziet u dat nog zo? Wat maakt Portugal zoveel prettiger?
‘Portugal? Wat doe je daar helemaal?’, vroegen vrienden en kennissen me altijd met een existentiële verbazing. Maar sinds een paar jaar hoor ik voor het eerst een andere toon, zo van: ‘Daar heb je verstandig aan gedaan.’ Een toon van: ‘Ik zou ook zelf intussen wel weg willen.’ Ik vind Nederland een prachtland, maar het is onbeschoft tot op het merg. Ik heb er goede vrienden, maar de rest is analfabeet. En ze laten zich alles voorzetten, het is vooral een prachtland voor de horeca, die er met groot enthousiasme experimenten op de bevolking uitvoert. ‘t Is nog een wonder dat het land over genoeg restaurantjes beschikt om Johannes van Dam in leven te houden.’
Onze afsluitende vraag is weer: Heeft u nog iets op het hart?
‘Dat ik dolgraag, diep in mijn dromen, een antiquariaat zou willen drijven in een vergeten en regenachtig provinciestadje. En dan kwaad opkijken als de bel rinkelt en er klanten binnenstappen.’
Interview met Gerrit Komrij ‘De meeste journalisten weten niks van boeken’ Interview 14 ‘Anglicismen zijn me worst, you know’ boekwinkeltjes.nl 1e jaargang | nr. 1 | oktober/november 2006.